Levieten en Kohaniem
de Synagoge van
Enschede




Prinsestraat 14-16, Enschede

    << vorige    volgende >> .


  Levieten en Kohaniem

Levi en Cohen

Na de verovering van Kanaän kreeg de stam van Levi geen grondgebied. De Levieten werd de opdracht gegeven om te zorgen voor het godsdienstige en geestelijke leven in het algemeen. De Levieten (Leviiem) kregen wel het bestuur over de toevluchtsteden (* zie onder). Daarnaast werden zij de hulpen van de priesters (Kohaniem), die afstammen van de stam van Aäron. Aäron behoort ook tot de stam van Levi.

Moses, zoon van Amram en Jochebed, maakte zijn broer Aäron tot eerste koheen (priester) en hogepriester (Koheen Gadol). Hun oudere zus was Mirjam. Alle volgende priesters zijn de afstammelingen van Aäron. De priesterstam heeft tot op de dag van vandaag naamdragers. Het zijn namen die we allen wel kennen. Het zijn Cohen, Cohn, Cahen, Cahn, Kats, Kahane, Kahn, Kagan, Kogen, Kaganovitch, Kaplan, Sacerdote (Italiaans), Koyen (Jiddisj), Kohanski en andere afleidingen. Niet elke priester heeft een dergelijke naam en niet elke "Cohen, enzovoort" is een priester.

Als op een grafsteen twee handen zijn afgebeeld wil dat zeggen dat de overledene van het priestergeslacht afstamt. Als een waterkruik, of een schaaltje op de grafsteen staat afgebeeld, dan wil dat zeggen dat hier een leviet begraven ligt. Hij moest in de tijd van de tempel namelijk voordat de priester begon aan de handelingen diens handen symbolisch reinigen.

Op de wand naast de Heilige Arke zien we tweemaal de zegenende handen van de priester. De vingers vormen de Hebreeuwse letter sien. Deze letter staat voor een naam van G'd: Sjaddai, dat de Almachtige betekent. Dit is een van de 43 namen voor G'd. Zie ook de tekst bij de Heilige Arke.


* In de tijd van de Tempel waren deze toevluchtsteden de plaatsen waar iemand die zonder opzet, dus per ongeluk, een ander had gedood, naar toe kon vluchten. Hij was hier beschermd tegen bloedwraak en moest blijven tot de dood van de hogepriester.

Zie: De twaalf stammen