Menko
de Menko's
Waarschijnlijk door de ronde vormen werd de synagoge geassocieerd met een circustent en kreeg het complex de bijnaam "circus Menko". Het is een oneerbiedige benaming voor dit gebouw waar de naam van de belangrijkste Joodse textielfabrikantenfamilie in Enschede Menko onlosmakelijk mee verbonden is.
Zie ook: schilderijen kerkeraadskamer Zie ook: Parnassiem
Wie waren de Menko's?
In 1830 vestigde zich in Enschede
Jacob Izaks Menko (Hengelo 1798-1869). Hij trouwde in 1832 met Bille Abraham Heijmann (Ochtrup 1807-1878) en had negen kinderen. Twee van hun zonen werden van betekenis voor de ontwikkeling van de Joodse textielindustrie te Enschede:
- Salomon Jacob Menko 1836–1909 [ev: Henriëtte Salomon Cohen, Lonneker 1838-1902]
- Nathan Jacob Menko 1839–1921 [trouwt 1867: Helena Martha Cohen 1842-1912]
Beiden zijn begonnen in de handel in katoenafval, waaruit spoedig het fabrikeurschap ontstond. Zij werkten onafhankelijk van elkaar, al hebben zij gedurende enige tijd belangen in dezelfde ververij op de Heurne gehad.
Over hen gaat het volgende verhaal. Op een bepaald moment horen zij dat er ergens in een vaart in Noord-Twente een schip vergaan is met katoenafval. Het schip en de lading lijken verloren. Toch weten zij de lading te kopen – natuurlijk voor een heel zacht prijsje, volgens de volksverhalen – en leggen met de doorverkoop en verwerking van deze lading de basis voor verdere groei.
Salomon Jacob bouwt vanaf 1886 aan de Molenstraat een fabriek, die steeds verder uitgebreid wordt. In het begin van de twintigste eeuw wordt de fabriek verplaatst naar de Kottendijk, aan de spoorlijn naar Oldenzaal. Tussen de beide oorlogen komt een einde aan de bloeiperiode van deze fabriek. De zes zonen van Salomon Jacob zijn allen werkzaam geweest in de textielindustrie.
Nathan Jacob was oprichter-directeur van N.J. Menko in 1856.
Nathan Jacob Menko kocht aan het eind van de negentiende eeuw een aantal bestaande fabriekscomplexen aan de Zuiderhagen en de Brinkstraat. Na 1906 wordt aan de Voortsweg op het Roombeek een nieuwe fabriek gebouwd. Hij was oprichter-directeur van Spinnerij Roombeek in 1912. Nathan, die sinds 10 November 1892 woonde op "de Helmer" in Usselo, trekt zich in 1918 terug uit de zaak. Zijn zonen nemen de leiding over en hebben de fabriek groot gemaakt.
Die zonen van
Nathan Jacob Menko zijn:
- Julius Nathan Menko 1870–1937 [ev: Jeanette Helena Hartogensis 1878-1926]
- Miljam Isidoor Menko 1874-1930 [ev: Bertha Edersheim 1870-1959]
- Sigmund Nathan Menko 1877–1962 [ev: Emma Rosa van Dam 1868-1962]
- Alfred Henri Menko 1881-1954 [ev: Fré Warendorf]
Drie dochters en een vroeggestorven zoon [Bertha, Saartje, Emma Bertha, Alfred Henri I] blijven verder hier onvermeld.
Het is vooral deze tak van de Menko's die indruk heeft gemaakt in Enschede. Zij waren ook actief binnen de Joodse gemeenschap. Miljam is lange tijd voorzitter geweest van de kille. Na zijn dood in 1930 werd hij hierin opgevolgd door zijn broer Sig Menko. Deze begon zijn voorzitterschap met frisse tegenzin. Hij had niet zoveel op met het Joodse geloof. Langzaam groeide hij in zijn rol, vooral in het "Comité Duitsche Vluchtelingen".
De bezetter maakte hem voorzitter van de Joodsche Raad Enschede, een rol die hij met veel overtuiging speelde, zodat hij zijn belangrijke rol kon spelen voor de onderduik samen met Ds Leendert Overduin.
Na de Tweede Wereldoorlog,
[12 november 1943 was waren hij en zijn vrouw als laatste joden van Overijssel ondergedoken, 8 mei 1944 toch opgepakt,] terug uit Westerbork en Theresienstadt, mocht hij het voorzitterschap voortzetten. Niet alle uit de oorlog teruggekeerde joden vonden dat vanzelfsprekend.
Zie ook: het Menko-van-Dam huis
Andere belangrijke Joodse textielfabrikanten waren
van Dam, van Gelderen en
Rozendaal.