Gevangeniscellen
de Synagoge van
Enschede




Prinsestraat 14-16, Enschede

    << vorige    volgende >> .


  Gevangeniscellen

In november 1944 hebben de Duitsers in de huidige bezoekersruimte enkele cellen laten bouwen. Deze cellen waren niet bedoeld voor joden. Die waren op dat tijdstip allang ondergedoken of weggevoerd naar Duitsland of Polen. Na de oorlog zijn de cellen afgebroken.

Vier verhalen:

1. Vlak voor het einde van de oorlog ...

... heeft ook dominee Leendert Overduin (1900-1976) nog enkele dagen opgesloten gezeten in de synagoge. Hij liep de kans doodgeschoten te worden. Omdat Overduin na samenspraak met De Ondergrondse de Duitsers de belofte deed hen naar een geheime zender te brengen, wordt de dominee "even" op vrije voeten gesteld. Overduin heeft dan een ontmoeting met de personen die hem vrij hebben gekregen. De dominee vertrouwt het niet helemaal. Hij ontvlucht het gezelschap en vindt een onderduikadres. Nog diezelfde avond – 31 maart 1945 – wordt zijn achterdocht bevestigd. De groep blijkt geďnfiltreerd door de V(ertrouwens)-man Huschka. Tijdens een bijeenkomst op die avond nemen de Duitsers de hele groep gevangen. Alle verzetsmensen worden in het huis van de familie in de Sumatrastraat doodgeschoten.

Jan Harm Bosch wordt diezelfde avond door een SD-commando uit zijn huis aan de Bolhaarslaan gehaald.

Na een nacht in de gevangeniscel van de synagoge te hebben doorgebracht, wordt hij de volgende morgen doodgeschoten in de tuin achter de sjoel op 1 april 1945. Hij was inspecteur van de invoerrechten en accijnzen. In het jaar 1944 was hij de leider van het Nationaal Comité van verzet. Bij hem kwamen in de loop van de maanden zoveel illegale relaties bij elkaar, dat iedereen in Enschede, inclusief de Duitsers, wisten dat hij de leider van het ondergrondse verzet was.

Postuum is Bosch het Verzetskruis toegekend.

Bronnen: Tubantia, 1970
Hilbrink, Coen. De illegalen. Illegaliteit in Twente & het aangrenzende Salland 1940-1945. Sdu 's-Gravenhage, 1989
Traces of War



2. Een onbekend gebleven inwoner van Enschede vertelt

Op 4 december 1944 was het zover. Ik werd door de Duitsers opgehaald en naar het politiebureau aan de Haaksbergerstraat gebracht. Hier hoorde ik dat in de synagoge cellen gebouwd werden. Als die klaar waren, zou ik daar naar toe moeten. style='float:right;margin: 10px 0 10px 10px;border:#753 2px solid;width:350px;' > %> Op 16 januari werd ik naar de synagoge overgebracht. Onder de vrouwengalerij waren zeven cellen gebouwd. (In de huidige Bezoekersruimte). Met een kameraad zat ik in cel één. Het was er pikkedonker en het condenswater liep van het plafond en de muren, zodat wij met de voeten in het water stonden. Voor de nacht kregen we een plank op de vloer. Frisse lucht kwam slechts naar binnen door een spleetje tussen twee stenen, doordat daar geen cement tussen gevoegd was. Als we naar het toilet moesten, ging er in het begin altijd een landwacht mee, die zijn revolver gereed hield. Mijn kameraad en ik hadden nog het geluk, dat we iedere dag in een groot, maar vreselijk koud vertrek werden gelaten, waar we 75 kilo aardappelen moesten schillen.

Na enige tijd gingen we naar cel nummer vier. Dit was een tweepersoonscel, waar we soms met zes man in zaten. Het slapen ging in twee groepen. Er konden maar drie personen tegelijk op de vloer liggen. Wij wisselden dan af. Het gebeurde ook wel dat je in slaap viel, terwijl je tegen de natte muur aan zat.

Het was de gewoonte van de S.D. officieren, als zij een feestje hadden gehad, aan de dames van het gezelschap de gevangenen te tonen. Op 30 maart 1945 was het weer zover. Hatler, de commandant van de synagoge-gevangenis, hij is later door de Amerikanen bij Burgsteinfurt doodgeschoten, showde zijn gevangenen. Hij wist toen al van de naderende Tommies "... als die hier voor 12 uur zijn worden jullie vrijgelaten. Anders word je overgebracht naar Lager III in Duitsland". De Engelsen kwamen op tijd.

Bron: Tubantia, 31 maart 1955.



3. Bertus ten Voorde in juni 2004 vertelt over de gevangenschap van zijn vader

Tegen het einde van de oorlog ging er geen dag voorbij of Engelse gevechtsvliegtuigen vlogen boven Enschede. Op een van die missies schoten de Engelsen drie olietanks stuk die op spoorwagons gemonteerd waren. Er lekte olie uit de tanks. Omdat het niet duidelijk was hoelang de oorlog nog zou duren, besloot Daan Ebbing met enkele lege flessen naar de tanks te gaan om deze met olie te vullen.

style='float:right;margin: 10px 0 10px 10px;border:#753 2px solid;' > %> Zijn neefje Bertus gaat mee, ondanks het verbod van zijn vader Antoon. Tegen vijf in de namiddag komen ze aan bij het spoorwegemplacement. Nauwelijks begonnen met hun actie, worden ze opgeschrikt door: "Halt, stehen bleiben". Bertus reageert snel en weet samen met Daan te ontkomen. Bertus snelt onmiddellijk naar huis, waar zijn moeder hem opwacht. Zij vraagt aan hem of hij zijn vader niet gezien heeft. Antoon was hem namelijk gaan zoeken. Antoon wordt door de Duitsers gesignaleerd op het spoorwegemplacement in de buurt van de olietanks. Hij wordt gezien als de eigenaar van de flessen, terwijl hij nadrukkelijk vertelt op zoek te zijn naar zijn zoon. Antoon wordt gevangen genomen, zelfs met de dood bedreigd – "sie werden erschossen" - en overgebracht naar het cellenruimte van onze synagoge.

De volgende ochtend gaat de moeder van Bertus samen met een Duits sprekende buurvrouw naar het hol van de leeuw om te informeren naar Antoon. Hij zit gevangen in een overvolle, stinkende en vochtige cel.

Als je naar het toilet moest, werd je begeleid door een Duitser met een geweer in de aanslag. Het toilet had geen deur. Als je naar eten vroeg en je hoofd door het luik stak, werd je beloond met een klap op je hoofd. Later vertelde Antoon dat hij bij binnenkomst ontdaan werd van zijn broekriem en horloge. Alle bezittingen moesten afgedragen worden.

Vier dagen heeft Antoon in deze cel onder de vrouwengalerij doorgebracht. Tijdens een van deze dagen viel er een bom. Gelukkig volgde er geen ontploffing. Op 1 april, de bevrijdingsdag van Enschede, werden er buiten schoten gehoord. De gevangenen schrokken. Zij zouden toch niet omgebracht worden? Nadat een eerste gevangene vrijgelaten was en met een smoes weer teruggekeerd was in de synagoge, begrepen de andere gevangenen dat ze vrij waren. De oorlog was voorbij. In de huizen tegenover de sjoel hadden de Binnenlandse Strijdkrachten hun posities ingenomen. De Duitsers waren vertrokken. style='float:right;margin: -10px 0 0 10px;xborder:2px solid;width:350px;' > %>



4. Het wonderlijke verhaal uit 2005 van Pieter van der Schaaf

Lees over dit ongewild verblijf in de synagoge hier in ons online tijdschrift:







Aannemer vrijgesproken van collaboratie

De aannemer, die deze cellen in de synagoge tussen september 1944 en februari 1945 voor de SD had gebouwd, werd later door het Bijzonder Hof te Arnhem vrijgesproken van economische collaboratie, omdat hij het werk in overleg met de illegaliteit had gedaan. Daardoor was de illegaliteit op de hoogte van de indeling van de synagoge en de locatie van de cellen voor een eventueel bevrijdingsplan. Deze plannen werden overigens nooit uitgevoerd.

Bron: `Noodzakelijk kwaad`, Joggli Meihuizen, blz 597, cum laude proefschrift, Boom Amsterdam 2003, ISBN 9053529608 





Alle oorlogsmonumenten in Enschede