מָרוֹר = Maror
(bitterkruid, meestal mierikwortel)
symboliseert de bitterheid van de Egyptische slavernij.
חֲזֶרֶת = Chazèret
(bittere groente, volgens de Nederlandse Haggada een bakje met zout water)
wordt vaak gebruikt naast de maror als bitterkruid.
זְרוֹעַ = Zeroa
(een gebraden beentje)
het symbool voor het Pesach-lam dat in de tijd, dat de Tempel in Jeruzalem nog bestond, voor Pesach geofferd werd.
חֲרֽוֹסֶת = Charoset
(appelen, amandelen of andere noten, kaneel, rozijnen en wijn, dooreen gemengd)
symbolisch voor de metselspecie, die de Hebreeuwse slaven gebruikten bij de bouw van de Egyptische voorraadsteden.